Kapitalisme en antikapitalisme

Door Peter Storm van Ravotr.nl

Het kapitalisme is wereldwijd de afgelopen vijf jaar omstreden geraakt. Niet raar, met een economische crisis die van geen wijken weet, en waartegen regeringen weinig anders in stelling brengen dan bezuinigingen die de crisis niet oplossen maar enkel de rijken en machtigen helpen om er doorheen te komen zonder maar één zeil van hun derde jacht te hoeven afstaan. Er is een wijd verbreid gevoel dat er iets helemaal niet in orde is, dat de huidige gang van zaken niet eerlijk is en ook niet houdbaar. Je zou hier van een breed levend maar onscherp antikapitalistisch sentiment kunnnen spreken.

Maar het sentiment gaat niet automatisch de goede kant op. Veel mensen haken af, vluchten in privé-leven en entertainment. Anderen zoeken zondebokken, wijzen vluchtelingen of moslims aan als bron van kraad, worden rechtser dan rechts. Weer anderen hopen op de vólgende verkiezingen waar links éindelijk gaat doen wat het al honderd jaar niet doet: 'eerlijk delen' op de rails zetten. Slechts weinigen trekken revolutionaire conclusies en zeggen: het kapitalisme deugt niet, het sleept ons mee de ondergang in, het kapitalisme moet weg, en vlug ook. Maar van extreem rechts (dat de aandacht van het echte probleem afleidt en het kapitalisme dus dient) en van apathie (plus hoge kijkcijfers en hoge omzetten voor de entertainmentindustrie) hebben het kapitalistische systeem en haar machthebbers geen last. Integendeel.

Antikapitalisme als gevoel is er, maar als samenhangend verhaal is het helaas een marginaal verschijnsel. Dat kan maar beter veranderen, en om aan een bruikbaar antikapitalisme te komen, is een analyse van wat het kapitalisme is, waarom het zulk vergif is, een begin. Wat is kapitalisme? Het gaat in het kapitalistische stelsel om geld, winstbejag, hebzucht. Maar dat is veel te algemeen, en dus slordig. Geld moet rollen in het kapitalisme, maar aan geld ligt productie voor verkoop ten grondslag, het geldsysteem hangt niet in de lucht. Met dit type algemeenheden komen we er niet. Nogmaals, wat is kapitalisme?

Volgens mij is de kern van het kapitalisme: dwangmatig winstbejag, gebouwd op uitbuiting via loonarbeid en productie voor verkoop. Daar zien we een aantal sleutelwoorden. Dwangmatig winstbejag is de clou. Het gaat niet om persoonlijke hebzucht als karaktertrek. Het gaat om systeemlogica. Twee bakkerijen werken op dezelfde markt. Bakkers bakken er broden en het bedrijf verkoopt die. Wie dezelfde broden iets goedkoper weet te bakken, trekt meer klanten. Dat bedreigt de marktpositie van de bakkerij wiens broden iets duurder zijn. Die móét kosten zien te drukken zodat diens broden net zo goedkoop worden – of nog goedkoper. Daar reageert het andere bedrijf dan weer op. Dat kosten drukken is dwangmatig: doen ze dat niet, wint de concurrent de race en gaat de ander failliet. Of de bezitter van bakkerij A hebzuchtig is of niet, maakt niet uit. Hij (zelden zij) moet kosten drukken om opbrengst overeind te houden. Die opbrengst gaat deels, als winstinkomen, in eigen zak. Maar de opbrengts gaat vooral naar nieuwe, efficiëntere broodmachines, advertentiekosten om het brood aan te prijzen, misschien de bouw van een nieuw filiaal. Naar investeringen dus. Die investeringen zijn nodig om de concurrent voor te blijven. Het is de concurrentie die investeringsnoodzaak, en daarmee winstbejag, eist. Pure systeemdwang.

Het winstbejag gaat via uitbuiting door middel van loonarbeid. Uitbuiting was er al voordat er kapitalisme was. In de middeleeuwen was dit zeer zichtbaar. Boeren werkten op een landgoed van een grootgrondbezitter. Een derde van de oogst moesten ze dan ook aan die landheer – die niets anders deed dan bezitten, en niets bijdroeg aan het verbouwen – afstaan. Of ze moesten een derde deel van het jaar op grond werken waarvan de opbrengst naar die landheer ging. Uitbuiting was hier duidelijk: een aanzienlijk deel van de opbrengst van de boer ging onvrijwillig naar de landheer.

In het kapitalisme gaat het anders, ogenschijnlijk eerlijker. Mensen zijn formeel gelijk. Ze staan tegenover elkaar als vrije mensen die contracten – de ziel van het marktsysteem – kunnen afsluiten. Dat geldt ook voor arbeidscontracten. De één verkoopt arbeidskracht, de ander geeft er een loon voor terug. Maar hier gebeurt iets eigenaardigs. Jij koopt mijn arbeidskracht voor acht uur. Jij krijgt dan ook alles wat ik in die acht uur maak. Maar betaal je mij de waarde van wat ik in die acht uur maak? Nee. Je betaalt me een loon, genoeg om van te leven en om productief van te blijven. De waarde van mijn arbeidskracht is niet hetzelfde als de waarde van wat ik met mijn arbeidskracht maak. Ik krijg in een fast-food-tent mischien tien euro per uur, dat is 80 euro op een werkdag. Ik bak misschien honderd hamburgers per uur, acht uur lang. Die worden verkocht voor twee euro per stuk. Dat is 1600 euro. Die opbrengst gaat naar de baas, niet naar mij. De baas eigent zich 1600 minus 80, dat is 1520 euro, toe. Ja, daar moet hij de hamburgers voor kopen en laten brengen, machines van onderhouden en dergelijke. Lang niet alles verdwijnt letterlijk in eigen zak. Maar het is wel rijkdom die ik als degene die daadwerkelijk die dingen bakt en aan de klant overhandigt, heb vervaardigd. Achter de gelijke ruil tussen mijn arbeidsvermogen vor bepaalde tijd, en een loon of salaris, gaat ongelijkheid schuil, uitbuiting. Omdat machines, bedrijven, installaties, fabrieken die vereist zijn om allerlei werkt te doen, privé-bezit zijn, moeten jij en ik onze arbeidskracht verkopen aan die privé-bezitters om loonarbeid te verrichten en een inkomen te krijgen. Je kunt enigszins kiezen bij welke baas je werkt, maar werken voor een baas zál je. Alweer: pure systeemdwang.

Uitbuiting door loonarbeid is de manier waarop kapitalisten ons laten werken, om er steenrijk van te worden maar vooral om te investeren om de concurrent voor te blijven. Dat geldt in principe in alle productietakken. Het leidt tot het zo laag mogelijk houden van lonen en salarissen, en het zo productief maken – lees; uitknijpen en opjagen – van arbeiders. Werkdruk en stress zijn ingebakken. Om winsten optimaal te houden willen ondernemers zo min mogelijk extrerne kosten, zoals belastingen. Ze willen echter wel dat een aantal zaken die zelf niet winstgevend uit te baten zijn worden geregeld: onderwijs, zorg, infrastructuur. Dat laten ze dan aan de overheid, de staat – waarvoor ze zo min mogelijk belastingen willen opbrengen. Permanente karigheid, bezuinigingen en dergelijke, vloeien uit deze logica van het dwangmatig winstbejag voort.

Er is meer: concurrentie wordt met grote bedrijven grensoverschrijdend: de jacht op hulpbronnen, markten en investeringskansen neigt daartoe. In die internationale concurrentie zijn het staten die de ene groep megabedrijven steunen tegen de andere groep megabedrijven die door concurrerende staten gesteund worden. Die staten bewapenen zich tegen elkaar, en tegen bevolkingen die zich verweren tegen pogingen om werkkracht en grondstoffen te komen roven en leegzuigen. Oorlog – concurrentie met andere middelen - is in het kapitalisme ingebouwd. Milieuverwoesting ook, want invoering van schonere technieken kost geld, net als het overheidsbeleid om milieuwetten te handhaven. Groei is ingebakken in het kapitalisme, wiens bedrijven altijd jagen naar nieuwe winstmogelijkheiden, nieuwe gebieden om te ontsluiten, nieuwe productietakken om in te investeren. Al wordt de techologie schoner – en ook schone technologie kan een winstgevende bedrijfstak worden, denk aan windmolenparken en zonnecollectoren – dan werkt eindeloze groei het positieve milieu-effect tegen. Het klimaat reageert niet op hoeveelheid CO2 per auto; het klimaat reageert op absolute hoeveelheden CO2, of die nu door één of door tien miljoen auto's worden uitgestoten. Als auto's schoner worden maar hun aantal blijft groeien, gaat het klimaat alsnog op hol. Waar oorlog en milieuverwoesting door het kapitalisme worden aangejaagd, is een antikapitalistisch perspectief dan ook onmisbaar voor vredesactivisme en milieustrijd. Dat maakt antikapitalisme niet zozeer tot een strijdterrein naast andere strijdterreinen, maar tot een perspectief dat elk strijdterrein doortrekt en er systeemkritisch verband tussen aanbrengt..

Alweer: er is hier van iets dwangmatigs sprake, dwang om winstgevend kapitaal te vergaren om dat te herinvesteren om nog meer winst te kunen (moeten!) maken.Het betreft hier een systeem dat alles aan zich tracht te onderwerpen, niet alleen expansief is, maar in essentie totalitair. Er is géén aspect van het bestaan dat per definitie buiten de greep van particuliere toeëigening, koop en verkoop voor de winst blijft. Als het aan het kapitalisme ligt wordt zonneschijn geprivatiseerd zoals eerder schoon water al geprivatiseerd is. Jezelf en elkaar vermaken is vervangen door bioscoop, TV, computerspelletjes, allemaal op basis van winstbejag vervaardigd; waar ooit vrienden en familieleden elkaar ondersteunden in moeilijkheden, ontbreekt daarvoor nu de tijd – en staat professionele zorg klaar, als je maar betaalt. Vriendschap en seks kun je 'regelen' via chatboxen, met advertenties voor 'benodigdheden', en een deel van de chatfuncties tegen betaling. Niets is veilig voor de greep van de commercie. Het kapitalisme is niet alleen meer extern opgelegd door rijken en machtigen; het is alomtegenwoordig, het is overal. There is no escape.

Maar er is wel verzet. Dat overal aanwezige kapitalisme kraakt en rammelt tegelijk aan al haar kanten, het zit vol breuklijnen die net zo onvermijdelijk deel van het systeem uitmaken als dwangmatige winstbejag en uitbuiting. De belangrijkste breuklijn is die tussen degenen die het werk doen en degenen die ons aan het werk zetten en ervan leven. Voor hun winst hebben ze, altijd, overal en onvermijdelijk, onze werkkracht nodig. Ze hebben daarom ook altijd bewapende en van bovenaf aangestuurde knokploegen nodig die bekend staan als leger, politie, geheime dienst – om ons in het gareel en aan het werk te houden. Naast de internationale gewapende concurrentie is repressie de kerntaak van dat knokploegenapparaat, de staat. Het tekent de immer aanwezige, onderliggende spanning in het kapitalisme, de angst van bezitters, voor het moment dat werkers de omstandigheiden waarop ze moeten werken niet meer accepteren, bijvoorbeeld de beloning te karig vinden. Ze hebben ons nodig – maar wij hun niet! Verzet van werkenden – arbeiders in de allerbreedste betekeniss van het woord – is de permanent tikkende tijdbom onder het kapitalistische systeem.

Daar ligt de grondslag voor effectief antikapitalisme. Verzet op de werkplek, zoals met name de anarchosyndicalistische traditie dat voorstaat, is wezenlijk. Nee, de strijd voor hoger loon en kortere werktijden stelt niet automatisch het kapitalisme ter discussie. Maar in dat verzet ontdekken mensen wel een paar waarheden: De macht van het kapitaal is niet onkwetsbaar, strijd is mogelijk en kan effect hebben. Wij zijn onmisbaar voor het vervaardigen van nodige goederen en diensten, als wek weigeren gebeurt het niet. Kunnen we op die basis niet een hele wereld inrichten? Solidariteit is essentieel, als mensen elkaar niet als concurrent maar als bondgenoot zien op de werkplek en erbuiten, kunnen we dan geen vuist maken? En als strijd tegen vormen van uitbuiting met succes, op basis van eigen kracht gevoerd wordt, kunnen we die eigen kracht, de solidariteit en onze eigen organisatie waarmee we dit op gang krijgen ook niet benutten om de fundamenten van het kapitalisme zelf op de helling te zetten? In het verlengde van effectief arbeidersverzet ligt een wereld waarin mensen samen vervaardigen wat ze nodig hebben, en daar samen over beschikken. Antikapitalisme sluimert daar, waar groepen mensen tegen hun baas néé zeggen, en waar ze dat néé met directe actie kracht bij zetten. Het is aan mensen die zich van de noodzaak van antikapitalisme bewust zijn, om dat sluimerende bewustzijn wakker te helpen maken en om te helpen smeden in een vastberaden inzet voor een andere, vrije en solidaire wereld.

 

Een ander artikel van Peter Storm over kapitalisme en antikapitalisme vind je via http://www.ravotr.nl/2012/12/16/antikapitalisme-hoe-en-wat/

 

Categorie: